Verslag van J. van Niftrik betreffende de van Niftrik route

Rapport over de werkzaamheden van de organisatie Van Niftrik

Door J.G.van Niftrik, Ing.Directeur van de N.V. Fabriek voor Persplastiek te Putte (N.Br.), res.Luit. van 7 nov.1914 – 1 okt. 1938

Doel, ontstaan en ontwikkeling

Het doel van de organisatie was:

le. Personen die zich om verschillende redenen naar het buitenland wilden bege­ven op de meest snelle en veilige manier ter bestemming te brengen.

2e. Berichten en gegevens, welke voor de Nederlandse regering van belang kondenzijn, te verzamelen en door te geven.De organisatie is minder als zodanig gesticht dan wel door de omstan­digheden langzamerhand ontstaan en heeft zich ontwikkeld en uitgebreid in samenwerking met andere organisaties, die dezelfde of soortgelijke doelein­den nastreefden.

Topografische bijzonderheden

Bij het uitbreken van de oorlog woonde ik met mijn familie te Putte (N.Br.) in de directeurswoning van onze fabriek, zeer geisoleerd gelegen op een duizend tal meters van het dorp, in een park van ca. 10 LA., dat vrijwel tot aan de Nederlands-Belgische grens reikt.

Op 14 mei 1940 werden wij op bevel van de Franse militaire autoriteiten ge evacueerd en keerden na een verblijf van ongeveer 2 maanden in Z.W.-Frankrijk te Putte terug, waar wij ons huis ongeschonden, doch vrijwel geplunderd terug­vonden. In oktober d.a.v. ontstond door tot nu toe onopgehelderde redenen des nachts brand in ons huis, dat tot de grond toe verwoest werd. Wij zelf kwamen er, hoewel met enig lichamelijk letsel, levend van af. Na die tijd woonden wij in onze tot noodwoning omgebouwde garage, in hetzelfde park gelegen. Vanaf de­cember 1941 woonden wij weer in de herbouwde villa, van welke door materiaal­nood alleen het gelijkvloerse deel gereed kwam.

Aanvang van de werkzaamheden

Omstreeks begin 1941 kwamen enige jongelui, studenten te Leiden, bij ons aan met het verzoek hen over de Belgische grens te helpen. Hun doel was over Frankrijk, Spanje en Portugal te reizen en vandaar Engeland te bereiken om zich bij het leger der vrijheid te voegen. Enigen onder hen waren door hun actie aan de universiteit gedwongen veiliger oorden op te zoeken. Wij hielpen hen over de grens en gaven hun een aanbeveling mee voor kennissen te Antwerpen, waar zij zo nodig een tijdelijk onderdak konden vinden. Het geval herhaalde zich enige male zodat ruim een half dozijn Leidse studenten overgingen. Zij verdwenen en van geen van allen ontvingen wij enig bericht. Hun namen zijn mij ontschoten, slechts een enkele, zoals Drooglever Fortuin uit Rotterdam, is mij bijgebleven. Zij wa­ren gezonden door F.van der Schrieck, candidaat in de rechten. Hij was een zoon van de gepensioneerde Luitenant-kolonel van die naam. De jongeman was op veler­lei illegaal gebied werkzaam en kende toevallig ons adres.

Eerste militairen, onze tweestrijd, keuze

Enige tijd later meldden zich daarna bij ons aan L.Kist, 2e Luitenant en J.van Olmen, cadet-vaandrig. Zij riepen onze hulp in om de Nederlands-Belgische grens te passeren. Hun doel was een weg te vinden waarlangs zij zelf en later hun collega’s naar Engeland of naar Nederlands-Indië zouden kunnen reizen. Mijn vrouw ontving hen, omdat ik afwezig was en verzocht hen terug te komen zodra

wij hen zouden oproepen. Haar doel was inlichtingen over hen in te winnen en om

eventueel in België maatregelen te treffen om hun doorreis te vergemakkelijken. Intussen stonden wij voor een beslissing.

Wij gaven ons zeer goed rekenschap van alle consequenties van onze hulp aan deze jongemannen en van alles wat daaruit zou kunnen voortvloeien.

Ik stond voor 2 plichten. Enerzijds mijn gezin en de mij toevertrouwde fa­briek, welke een hoogconjunctuur tegemoet ging, anderzijds het vaderland. Wat moesten wij kiezen? Mijn vrouw, noch ik, aarzelden. Onze topografische ligging was uitzonderlijk gunstig om deze niet voor het grote doel te benutten. Het vaderland was in nood, dus wij kozen de goede weg.

Van nu af aan ging de strijd beginnen. Wij wisten, dat wij eens ontdekt zouden warden, het ging er slechts om het Zolang mogelijk uit te houden en in del tijd welke ons gelaten werd de hoogste resultaten te bereiken. Organiseren was het parool.

Veiligheidsdienst

Het passeren van de Nederlands-Belgische grens waarvoor wij door onze ligging zo gunstig geplaatst waren, kon door een goed ingerichte veiligheidsdienst met vrij grote zekerheid geschieden. Het kwam er dus voornamelijk op neer de verdere weg af te bakenen. Wij slaagden erin een bemiddelaar te vinden, die on­ze reizigers in een Belgische stad kon laten inschrijven. Eenmaal daar gedomici­lieerd konden zij vrij door België en bezet Frankrijk reizen. Verder konden wij voorlopig niet helpen.

Onze beide postulanten werden doorgeholpen, doch keerden na verscheidene weken totaal uitgeput en onverrichterzake terug. Zij waren na vele avonturen tot Marseille gekomen, maar waren er niet in geslaagd scheep te gaan. Zij be­klaagden zich over gebrek aan medewerking van de Nederlandse consulaten in Frankrijk. Na kennis te hebben gemaakt met verschillende Franse gevangenissen, werden zij door de politie terug gezonden. Zij zeiden voorlopig hun plannen op te willen geven om zich aan de samenwerking met kapitein Somer te kunnen wijden. Doch spoedig daarna stonden zijveer bij ons, nu vergezeld van 2 collega’s, nl. Gijs de Jong en Hans Knoop. De heren bleken in Haarlem slaags te zijn geweest met Gestapo-agenten en moesten noodgedwongen het hazenpad kiezen.

De regeling met de Belgische papieren bleek een nadeel te hebben, het kostte nl. te veel tijd. De belanghebbenden moesten zich laten inschrijven, foto’s inleveren en formaliteiten vervullen welke 10 á 20 dagen oponthoud kostten. Al die tijd moesten zij in België worden ondergebracht en gevoed. Daarvoor stelden zich twee families beschikbaar en namen daarmee een groot risico en een grote last op zich. Nooit zal men de families Van Dulken en De Haan genoeg kunnen dan ken voor hun opoffering. Zij hebben soms tot 6 Personen te gelijk wekenlang gehuisvest. Helaas moest mijn trouwe vriend Van Dulken, voorzitter van de Hollandse Club te Antwerpen, zijn toewijding met de gevangenis bekopen.

De weg over Zwitserland

Intussen slaagden wij erin een gids te vinden, die de betrokkenen door Frankrijk en daarna met behulp van passeurs over de grens van Zwitserland bracht Zo werd een serie jonge officieren en cadetten, voornamelijk van het K.N.I.L., overgebracht. Zij reisden met groepjes van 2 á 4 man, met tussenpozen van gemiddeld een week. Eén van de groep mocht op de dag vóór het vertrek het geheim aan een vertrouwde collega doorgeven, die dan weer een nieuwe groep samenstelde. Dit geheim bestond uit een codecijfer, waarmede zij zich bij ons en later bij Van Dulken meldden. Dit systeem bleek afdoende en heeft nooit gefaald. Een be­zwaar bleek echter, dat velen de kosten van de reis niet konden dragen en dat onze organisatie zonder financiële middelen zat.

Samenwerking met nevenorganisaties

Van één der reizigers vernam ik, dat de Heer L.Melse, rijksaccountant te ‘s-Gravenhage, hetzelfde doel als onze organisatie nastreefde en dat hij graag met ons in verbinding wilde komen. Na de gebruikelijke informaties te hebben ingewonnen nam ik contact met hem op en vanaf die dag werkten wij samen.

Er werd besloten, dat hij als recruteringsbureau zou optreden en de geld­middelen zou beheren. Inkomsten werden verkregen door bij uitzondering een niet-militair – Joden – te laten meereizen. Deze schonken dan een bijdrage aan de organisatie. Melse heeft zich steeds met grote ijver en toewijding aan het werk gewijd. Hij wist steeds mensen te leveren, die voor het land nuttig konden zijn en tevens stuurde hij belangrijke personen.

De regeling en de veiligheidsdienst van het transport

De op transport te stellen groepen werden door Melse uit het disponibéle materiaal gekozen, waarbij de volgorde in principe als volgt werd aangehouden:

1.  Personen wier leven door een vaderlandslievende daad in gevaar was gekomen.

2.  Personen met officiële opdrachten.

3.  Vliegeniers.

4.  Officieren.

5.  Overige militairen.

De leden van de groep reisden gescheiden van elkaar/ naar Putte, voor een bezoek aan de fabriek (sollicitaties, offertes aanvragen, enz.). Dit was natuurlijk een voorwendsel voor het geval zij door de politie of door Duitse patrouilles mochten worden aangehouden. Zij verbleven dan de dag verder bij ons en ont­vingen hun Belgische identiteitskaart. Tegen de avond werden zij daarna over de grens gebracht. Dit geschiedde dan door één van ons, nadat eerst zorgvuldig de situatie van de Duitse wachtposten en patrouilles was verkend.

Over de grens aangekomen werden zij dan ten huize van de familie Meeuwissen gebracht en verder naar de tram naar Antwerpen gebracht.

De Belgische identiteitskaarten

Intussen was het nodig geworden om vereenvoudiging te brengen in de voor de, reis benodigde Belgische papieren. Wij slaagden er in om in België blanco iden­titeitskaarten te kopen, doch eerst na lange vergeefse pogingen konden wij de rubberstempels laten aanmaken. Vanaf die tijd werden de kaarten geheel door ons zelf gereed gemaakt, waarbij verscheidene voorzorgsmaatregelen niet uit het oog werden verloren, zoals de keuze van de gemeente, straat van inschrijving en vooral ook de datum van aflevering. In een land als België, waar de identiteits­kaarten reeds meer dan 20 jaar verplicht gesteld zijn, moet het immers opvallen als steeds personen met kaarten, van recente datum voorzien, de grens op dezelf­de plaats passeren. Het was daarom nodig om de papieren steeds vele jaren te antidateren, maar dan moest ook het uiterlijk van de kaart en foto van de per­soon met de ouderdom van de kaart overeenstemmen. Een speciale studie werd daar­om gemaakt om de kaarten op kunstmatige wijze te verouderen. We zijn hierin zo goed geslaagd, dat de argwaan van de controlerende ambtenaren nooit is opgewekt. Er zijn ruim 150 personen doorgekomen, doch niemand is ooit op zijn “carte d’indentité gestrand.

Bovendien werd een overeenkomst gesloten met de familie Meeuwissen, die aan, de Belgisch- Nederlandse grens woonde, en die op zich nam de groepen reizigers tot aan de Zwitserse grens te begeleiden. Bovendien werd aan de Zwitserse grens een villa gehuurd waar Mevrouw Meeuwissen met haar dochter zou verblijven.

Een doktersattest bevestigde, dat de dochter zeer noodzakelijk berglicht nodig had. Hierop werd een verblijfsvergunning in het departement du Doubs verkregen. De over te brengen personen werden door een zoon of een dochter van Meeuwissen van Putte af vergezeld en bij de Zwitserse grens aan Mevrouw. Meeuwissen afge­leverd. Deze was inmiddels door een gids gewaarschuwd. De familie Meeuwissen vroeg voor hun tussenkomst F.150,- per persoon, in welk bedrag alle reis- en verblijfkosten en ook de Zwitserse passeurs waren begrepen.

Andere connecties met neven-organisaties

Volgens de opvatting van onze organisatie kwamen dus voor het vervoer in de eerste plaats in aanmerking de personen die door vaderlandslievende daden in gevaar waren geraakt en wier leven door de Duitse politie bedreigd werd. Deze mensen werden ons aangebracht door 2 organisaties:

1. De organisatie “Vrij Nederland”, waarvan één der leden mij iedere week in de trein ontmoette en mij de nodige gegevens gaf.

2. De organisatie “Kramer”, welke in het centrum van het land werkte en die zich speciaal bezig hield met het verbergen van gezochte personen.

Hij, die zich “Kramer” noemt, is een bekend Nederlands letterkundige, die sedert mei 1940 door de Gestapo wordt gezocht, doch deze steeds te slim af ge­weest is. Hij is de opsteller en uitgever van de “Oranjekrant”, die in oplagen van 5000 stuks iedere maand door geheel Nederland verspreid wordt. De geestkracht van deze man is ontzaglijk, hij ziet iedere dag de dood voor ogen en toch zet hij met ijzeren wil en kalme geest zijn strijd tegen de overmacht voort Zijn artikelen zijn geestdriftig, doch beheerst en beraden. Het contact met hem is zeer moeilijk, omdat zijn adres geregeld verandert en daarom heb ik tot mijn spijt veel minder protégé’s van hem kunnen afvoeren dan eigenlijk wel gerecht­vaardigd was. Wel hebben we hem geldelijk kunnen steunen.

Herrijzing van de L.Kist-Inlichtingendienst Frankrijk

In november 1941 werden wij eensklaps verrast door de komst van Kist, die uit Frankrijk terugkeerde en bij ons kwam met talrijke verhalen. Op zijn heenreis met zijn lotgenoten door de Duitsers aan de demarcatie­lijn gevat, weet hij te suggereren, dat hij van de andere kant van de lijn is gekomen. Hij wordt veroordeeld, om na enige tijd in de gevangenis te hebben ver­toefd weer te worden teruggezet. Hij wordt door de Duitsers zelf overgebracht en aan de Franse gendarmerie overgeleverd. In het kamp van Perpignan komt hij in contact met de Gaulisten en aangesteld als verbindings-officier met Neder­land. Hij kwam daarom met de speciale opdracht een geregelde inlichtingendienst tussen Nederland over onbezet Frankrijk naar Engeland te organiseren en om daar­na terug te reizen om zijn weg naar Engeland te vervolgen. Door hem kwamen wij in contact met kapitein Somer en zijn medewerkers, van wiens werk ik alles bekend veronderstel en waarover ik hier dus niet verder zal spreken.

Na een derde verblijf in Frankrijk en een geslaagde terugkomst begin Janu­ari 1942 reisde Kist weer af in gezelschap van G.Vinkenstein, die mededeelde met een belangrijke opdracht naar Engeland te reizen. Beiden werden echter in Brussel gevangen genomen, enige maanden in St.Gilles opgesloten en later naar Scheveningen overgebracht.

De familie Van Dulken trachtte hun verblijf in de gevangenis te verzachten door het zenden van levensmiddelen, doch deze onvoorzichtigheid zou zich weldra tegen hen zelf keren. In Frankrijk werd Kist vervangen door Gijs de Jong, die in Maart bij ons aankwam. Hij had een opdracht in Nederland, welke hem enige dagen werk gaf. Op zijn terugreis verbleef hij enige dagen bij ons om de Franse passeurs af te wachten, waarna hij voor goed uit ons gezichtsveld verdween. Radioberichten uit Londen deden ons aanvankelijk veronderstellen, dat hij daar was aangekomen, doch latere berichten uit Frankrijk spraken dat tegen 1).

Kort daarna zag kapitein Somer zich door de Gestapo bedreigd, zodat hij zijn werk moest neerleggen en moest vluchten. Hij verliet Nederland via onze vluchtroute 2). Zijn werk werd overgenomen door zijn medewerkers, voorname­lijk de luitenant Breejaart, die op het distributiekantoor te Bergen op Zoom werkzaam was en met wie wij zeer gemakkelijk contact konden houden omdat hij ambtshalve met onze fabriek te maken had. Het overbrengen van de documenten kon zodoende regelmatig doorgaan tot in het begin van april bleek, dat de schakel te Brussel ‘onderbroken was. Wel bezocht ons half april nogmaals een koerier uit Frankrijk, nl. George van Dam, aan wie wij tijdens zijn verblijf bij ons verzochten het verbroken contact te herstellen, doch wij ontvingen hierover nooit meer enig bericht.

Het door luitenant Breejaart en diens medewerkers, voornamelijk luitenant P.de Kort en luitenant Lagendijk verzamelde materiaal, dat zeer waardevolle en uitgebreide strategische gegevens bevatte, hoopte zich bij mij op. Eenmaal gaf ik een pakket af, dat door bemiddeling van mijn verbindingsman met Vrij Nederland per vliegtuig naar Engeland kon worden verzonden. Ik kreeg echter nooit het afgesproken signaal van aankomst in Engeland 3).

Op de dag van mijn vertrek naar Zwitserland, niet wetende wat er met het verzamelde materiaal moest worden gedaan, heb ik alles vernietigd om te voor­komen, dat het in handen van de vijand viel.

Van Dam stelde mij een som van F.10.000,- ter hand. Dit bedrag wis door kolonel De Saule ter beschikking van onze dienst gesteld en werd eensdeels ge­bruikt om de kosten van Breejaart en zijn medewerkers te dekken, anderdeels om de I.D. in Zeeland te steunen. Tevens werd enig geld besteed om de nabestaanden van een Belgische medewerker te steunen. Wat er van het geld overbleef is door mij op een veilige plaats verborgen, welke aan mijn opvolger die tijdens mijn vertrek afwezig was, bekend was.

1) Zie voor nadere bijzonderheden hierover het verslag van kolonel Dr.J.M.Somer

2) Zie verslag van Somer

3) Aantekening S. Ik betwijfel ook ten zeerste of dat pakket ooit is gearri­veerd. Die verhalen over vliegtuigen naar Engeland ontsproten merendeels aan het fantastische brein van lieden die een klokje hadden horen luiden, doch niet wisten waar de klepel hing.

Contact met de organisatie Stemmerik

Melse had in mei 1942 contact opgenomen met een organisatie, welke vooral in Zeeland werkte en waaraan voornamelijk oud-marinemensen medewerkten. Als pro­motor trad hierbij op de Heer H.Stemmerik, inspecteur van de controle op het vervoer bij het departement van Waterstaat. Hij was een gewezen marine -officier-vlieger. Ik maakte persoonlijk met hem kennis enwerkte tot het laatst met hem samen door gegevens en inlichtingen uit te wisselen. Ook met een drietal van zijn medewerkers hield ik regelmatig verbinding.

Eerste verliezen van medewerkers en bekenden

Toen ik op maandag 13 april des middags om 2.00 uur op mijn wekelijkse reis in België bij Van Dulken aankwam, vernam ik dat hij en zijn zoon des morgens om 7.00 uur door de veldgendarmerie uit hun bed gelicht waren en naar Brussel waren vervoerd. Twee door ons gezonden mensen, die op hun doortocht naar Zwitserland bij hem logeerden, werden door de Duitse politie ook verhoord, doch zij wisten tijdig te ontkomen en ter bestemder plaatse te arriveren. Ik had als gewoonlijk een onderhoud met Karel Derksen van Angeren en vertrok om 15.00 uur. Gelukkig juist op tijd, want even daarna kwam de Duitse politie en hield het huis voor het houden van een huiszoeking 2 dagen lang bezet. Uit vrees dat door Van Duiken mijn naam bekend zou worden, ging ik op reis en hield mij enige tijd in het centrum van het land schuil, wat echter een overbodige maatregel bleek te zijn. Jammer genoeg had Derksen van Angeren geen voorzorgen getroffen en hij werd de volgende dag in zijn woning gearresteerd en eveneens in de gevangenis van St.Gilles opgesloten. Door het uitvallen van Van Dulken ging er voor ons een zeer kostbare scha­kel verloren, want niet alleen vonden alle reizenden bij hem een onderkomen en een gastvrij onthaal, maar tevens een verblijf om het gunstige ogenblik van vertrek af te wachten. Wel bood Ds.de Haan aan ons in deze te helpen, doch wij durfden van zijn edelmoedig aanbod maar een zeer bescheiden gebruik te maken, immers de relatie Van pulken – De Haan was te algemeen bekend.

Begin Mei vernamen wij de arrestatie van de Heer A.A.de Jong, gep. kapi­tein van het K.N.I.L., de vader van Gijs de Jong. Huize De Jong was een plaats van samenkomst voor besprekingen van vele onzer kennissen en medewerkers.

Verraders aan het werk

Maar de lijst van verliezen was nog niet ten einde. In dezelfde maand zou­den een 12-tal mensen, voornamelijk officieren met een IJmuider vissersboot naar engeland vertrekken. Zij hadden zich daartoe in de vissersbun verscholen en waren bij de gebruikelijke controle niet ontdekt. Even vóór het uitvaren kwam er echter een politie-auto aangereden, waarvan de inzittenden regelrecht naar de schuilplaats toestapten. Er was kennelijk verraad gepleegd. Onder de gevangenen bevond zich de reserve-luitenant Drs. W. ‘t Hart, een medewerker

van kapitein Somer.

Een ander lid van deze groep, Gerard van der Bijl, voelde zich van nabij bedreigd en besloot uit te wijken. Uit veiligheidsoogpunt bracht hij de laatste nacht niet thuis door, doch in een schuilplaats welke slechts zeer weinigen kenden. Hij werd evenwel des nachts om 3.00 uur door de Gestapo ingerekend en een uur later viel ook zijn, vriend Frits van der Schrieck, door een verraderlijk telefoontje misleid, ook in handen van de vijand. Laatstgenoemde twee jongelui waren o.a. ook leden van de inlichtingendienst van kapitein Somer.

Er was geen twijfel meer mogelijk. De verrader zat in ons midden. Wij had­den slechts uit te maken wie van de aangeslotenen bekend was met alle gegevens die tot de fatale gevolgen gevoerd hadden. Het grievendste van alles was, dat de verdenking viel op een Nederlands cadet, genaamd Pasdeloup. Deze militair, hoewel van N.S.B.-familie, had zeer lange tijd zeer actief gewerkt en was voor geruime tijd door de Duitse politie gearresteerd. Op onverklaarbare wijze vrij gekomen – hij gaf voor ontsnapt te zijn – had hij ,zich weer bij zijn oude vriendenkring gevoegd. 1)

1)  Noot S. Pasdeloup werkte voor zijn arrestatie bij de O.D. Toen ik reeds te Londen Hoofd van B.I. was, seinde Jhr.Six mij over deze aangelegenheid en vroeg mij advies wat met Pasdeloup te doen, aangezien deze een doorlopend gevaar voor de O.D. betekende. Ik heb toen geadviseerd hem van kant te maken. Aldus geschiedde. Hij is toen in een Amsterdamse gracht verdronken. Hard, maar noodzakelijk. Voor verraders was bij ons geen plaats.

Nogmaals verontrust

Door bemiddeling van Ir. C.van Haren, invloedrijk Nederlander te Antwerpen, en van een hooggeplaatst katholiek geestelijke, aan wie één der officieren van de Feldgendarmerie grote verplichtingen had, konden wij berichten krijgen over de instructie tegen Van Duiken Derksen van Angeren. Wij vernamen, dat eerst­genoemde geen direct levensgevaar liep, doch de andere, van wie het bewijs van spionage aanwezig bleek te zijn, in een vrij hopeloze positie verkeerde. Wij kregen ook een lijst van namen die in de instructie genoemd waren. Het waren er twaalf, waaronder ook die van Ds.de Haan en van mij, hoewel verminkt en zonder aanduiding van adres. Wij waren daarmede gewaarschuwd dat de Feldgendarmerie in België ons op het spoor was.

Een mislukte reis naar Zwitserland

In de laatste dagen van mei zou wederom een groep naar Zwitserland vertrek­kend in welke zich o.a. Mr.Meerburg uit Enschede bevond. Hij was verplicht uit te wijken en reisde tevens in officiële opdracht van Mr.van Royen van Buiten­landse Zaken. De groep had een normale reis tot op een honderdtal meters van de Zwitserse grens, waar zij – blijkbaar verraden – door een Duitse patrouille werd opgewacht en met geweervuur werd ontvangen. Na een nacht in de regen in bos en bergen te hebben doorgebracht, konden de teleurgestelden ontsnappen en kwamen na enige dagen uitgeput en ontdaan te Putte terug. 1)

Aangezien onze relaties in Frankrijk voor ontdekking vreesden, weigerden zij vooralsnog transporten aan te nemen, zodat ik probeerde Meerburg c.s. met een organisatie te laten meereizen, welke in België door daar woonachtige Neder­landers was gesticht. Te Namen bleek echter, dat de schakel aldaar verbroken was, zodat de reizigers ten tweede male terug moesten.

1) Noot Somer. Hetzelfde overkwam mij met mijn gezelschap vlak voor de overgang van de Zwitserse grens. Wij bereikten ons doel echter wel. Verraad is hier m.i. niet in het spel. Ik vermoed, dat de Duitsers de vluchtweg en plaats van overgang naar Zwitserland wisten en daar opzettelijk patrouilleerden. Meerburg c.s. hadden er beter aan gedaan een gelegenheid af te wachten om toch over te gaan. Bv. wachten tot de patrouille was ingerukt. Dat hebben wij ook gedaan en met succes.

Naderend gevaar

Iedere Woensdag en Donderdag deed ik mijn rondreis om de verschillende re­laties te treffen en besprekingen te houden, welke meestal plaats hadden in de zijgangen en op de achterbalcons van treinen, op perrons of in rustige café’s. Op één dezer reizen vernam ik van Breejaart, dat één der leden van de organisa­tie, nl. Stemmerik, er iemand van de organisatie van verdacht een spion van de Gestapo te zijn. Het was Daane, afkomstig uit Ierseke, een oud korporaal-mari­nier, die als agent van de Rotterdamse politie was ontslagen wegens anti-Duitse gezindheid. Breejaart had deze inlichtingen uit Zeeland gekregen. Er waren geen doorslaande bewijzen, wel zware verdenkingen. Onmiddellijk ging ik Stemmerik van de stand van zaken op de hoogte stellen. Hij was erg ontsteld door mijn mededelingen, doch kon moeilijk aannemen, dat Daane, die hij steeds als een toegewijde en actieve medewerker had beschouwd, een verrader kon zijn. Hij moest echter toegeven, dat men onder de huidige omstandigheden eigenlijk niemand kon vertrou­wen zodra de minste twijfel aan hem bestond. Wij besloten alle doen en laten van Daane van nabij te Laten nagaan, voorlopig niet te laten merken, dat er argwaan tegen hem bestond, doch ons van hem te ontdoen zodra wij zekerheid van verraad konden ontdekken en zich de gelegenheid zou voordoen.

Melse, die in die dagen in Groningen werkte, kon ik tot mijn spijt niet bereiken. Even voor deze gebeurtenissen had Melse mij laten weten, dat hij om financiële redenen de familie Spanjer naar Zwitserland wilde helpen. Ik was hiervan in principe tegenstander, doch bezweek voor de “argumenten” en er werd besloten de Spanjers samen te laten reizen met een Engelse dame uit Enschede. Het vertrek werd vastgesteld op zondag 12 juli, waarbij zij met een door Stem­merik beschikbaar gestelde auto naar Putte zouden worden gebracht, in verband met de zo moeilijk geworden reismogelijkheden per trein en autobus voor Joden. Op het laatste ogenblik bleek de auto niet te kunnen rijden, waardoor een dag vertraging ontstond, maar aangezien het met het oog op ons fabriekspersoneel te gevaarlijk zou worden op een werkdag de grens te passeren, reisde ik de auto tot Bergen op Zoom tegemoet om de overtocht tot de volgende Zondag uit te stel­len. Bij aankomst bleek de familie Spanjer te zijn vergezeld door een persoon, die zich als Daane voorstelde en die dezelfde bleek te zijn als degene over wie ik enkele dagen later zulke verontrustende berichten moest vernemen. Intussen konden de Spanjers tijdens de week worden ondergebracht bij de families Marga­dant en Mol, die ons tevoren reeds grote diensten hadden bewezen.


De verrader in ons huis

De volgende Zondag, dat was dus na de waarschuwing van Breejaart, werden de Spanjers in dezelfde auto naar Putte gebracht, wederom vergezeld door Daane. Ook Melse was meegekomen en ik was zeer ontsteld te merken, dat hij Daane ge­heel in vertrouwen had genomen. Toen ik Melse mijn vermoedens mededeelde pro­testeerde hij heftig tegen de mogelijkheid van een zo snood verraad. Hij zeiden “Zou Daane, die zich voor de goede zaak zo uitsloofde, die zoveel waagde, die zoveel kon, enz.” Maar als het waar was, dan waren wij verloren! Wij stonden echter machteloos. Er bleef nog slechts één hoop over, nl. dat de berichten van Breejaart onjuist waren. Intussen passeerden de Spanjers de grens en later ver­namen wij, dat ze behouden in Zwitserland waren aangekomen.

Het gelukte ons inlichtingen over Daane in te winnen bij de Rotterdamse politie. Deze waren wel ongunstig, maar niet doorslaand. Op Vrijdag 31 juli passeerde bij ons een koerier van Vrij Nederland op zijn terugreis uit Zwitser­land. Wij vertelden hem van onze vermoedens omtrent verraad in eigen kring en ontvingen als wederwoord: “Het is toch hoop ik niet de verrader, die zich soms Felix en soms Daane noemt, die heeft als verscheidene van onze mensen aange­bracht”.


Ineenstorting

Nu had ik dus zekerheid! Er bleef niets anders over dan alle medewerkers te waarschuwen en maatregelen te treffen, zo mogelijk, aan een arrestatie te ontkomen. Ik vertrok onmiddellijk op reis, doch kon noch Melse, noch Stemmerik bereiken. Op mijn terugweg vernam ik, dat mijn verbindingsman met Vrij Neder­land, nl. Ligthelm met zijn vrouw en dochter gevangen was genomen en te Arnhem waren opgesloten. Ook Breejaart baarde ons grote zorgen. Sedert de datum waarop de officieren zich hadden moeten melden, waaraan hij geen gevolg had gegeven, zwierf hij rond van het ene adres naar het andere om zijn inlichtingenwerk voort te kunnen zetten, doch iedere week bracht hij mij rapport uit, hetzij door een ontmoeting op reis, hetzij door een bezoek van zijn vrouw bij ons thuis. Voor het eerst waren wij al 14 dagen zonder enig bericht en toen ons ter ore kwam, dat er een overval op zijn schuiladres te Amersfoort had plaats ge­had, vreesden wij het ergste voor hem. Ook bleek weldra, dat Mevrouw Breejaart, die bij bekenden in Putte logeerde, door de Gestapo gezocht werd. Haar zuster was op 3 augustus gearresteerd. Op Dinsdag 4 augustus bereikte ons het bericht, dat de vorige nacht door de Duitse politie een inval bij Stemmerik was gedaan. Hij had echter door over het dak te klimmen kunnen ontsnappen.

Eerst Donderdag kon ik Melse bereiken en had ik in Den Haag een onderhoud met hem, waarbij hij vertelde, dat Daane ook van andere zijde, was ontmaskerd en dat juist op diezelfde dag te Groningen zou worden afgerekend. Of dit heeft plaats gehad heb ik niet meer kunnen vernemen 1).

Ik wees er Melse op, dat zijn arrestatie nu elk ogenblik kon plaats vinden en drong op maatregelen aan dat hij tijdig zou kunnen ontsnappen. Even na mijn thuiskomst werd mij telefonisch medegedeeld, dat de Duitse politie des morgens bij Margadant te Bergen op Zoom was, geweest, doch daar niemand thuis had ge­vonden, aangezien de familie met vacantie was.

1) Noot S. Het heeft inderdaad plaats gehad. Daane is perfect “geliquideerd”. Voor verraders bestond bij ons geen enkel medelijden.

Voorzorgsmaatregelen

Reeds lang tevoren had ik maatregelen genomen om te kunnen onsnappen zodra de Duitse politie mij wilde arresteren. Ik rekende er op, dat een inval gewoon­lijk des nachts plaats vond. Mijn huis stond geheel vrij, zodat bij omsingeling ontsnapping naar buiten was uitgesloten. Ik had echter een vrijwel onvindbare

schuilplaats ingericht, die er op berekend was mij desnoods drie á vier dagen te kunnen herbergen. Met afgesproken tekens kon ik met de huisbewoners, c.q. buitenstaanders in verbinding blijven. Wij gingen van de veronderstelling uit, dat de Duitsers bij een poging tot gevangenneming mijn vrouw en kinderen onge­moeid zouden laten. Dit was immers bij Somer, Van Dulken en De Jong ook het ge­val geweest. Bij een inval van de politie zou mijn vrouw hen dan even ophouden om mij de gelegenheid te geven mijn schuilplaats te bereiken. Tevens werden al­le kledingstukken en mondvoorraad zo gereed gelegd, dat ik deze zonder moeite mee kon nemen.

De inval van de Sichsrheitspolizei en de arrestatie van mijn zoon

Donderdagavond om 11.30 uur, toen wij met enige familieleden zaten te bridgen, belden de Gestapo-agenten bij ons aan. Het spreekt vanzelf, dat de voorbereide scène zich afspeelde en dat ik niet gevonden werd. Jammer genoeg echter, was mijn zoon met vacantie thuis, zodat deze dadelijk verhoord werd en tenslotte werd meegenomen. Vóór zijn vertrek had hij nog gelegenheid tot mijn vrouw te zeggen, dat hij er van verdacht werd valse passen te hebben gemaakt. Ook was hem gevraagd of hij Breejaart en Daane kende. Na een half uur verhoor werd mijn zoon, hoewel hij aan alles onschuldig was, gevankelijk meegevoerd. Ik bleef de ochtend in mijn schuilplaats en gebruikte de volgende dagen om al mijn zaken te regelen in verband met mijn voorgenomen vlucht naar Zwitserland.

Zaterdagmorgen zond Melse mij per boodschapper een bericht, dat de Gestapo Vrijdagmorgen een poging had gedaan hem van zijn bed te lichten, doch dat hij had weten te ontsnappen en dat hij zich in Den Haag schuilhield. Ook kreeg ik een bezoek van een relatie, die ons waarschuwde, dat Daane zich eens had uit­gelaten, dat hij mijn vrouw als de “ziel van de organisatie” beschouwde. Inder­daad had zij steeds een zeer werkzaam aandeel in de organisatie gehad, vooral tijdens mijn veelvuldige afwezigheid.

Onze vlucht

Het was dus niet gewenst mijn vrouw aan de wraak der Duitsers bloot te stellen en mijn plan alleen te vertrekken en mijn huishouden te laten doorgaan moest dus worden gewijzigd. Maar als wij beiden weggingen, wat moest er dan met onze dochter Simone gebeuren, die 14 dagen tevoren een operatie had ondergaan en nog nauwelijks hersteld was? Haar alleen laten of aan de gevaren en de ver­moeienissen van de reis bloot stellen? Wij vertrokken Dinsdag en Simone, die een reisvergunning voor België had, vergezelde ons tot Brussel om daar raad te vragen aan familieleden in wie wij veel vertrouwen stelden. We besloten haar tenslotte toch naar Zwitserland mee te nemen. Zij was echter verplichte des avonds naar Putte terug te keren om haar grenspas in orde te laten maken, waarna zij de volgende dag de grens weer illegaal zou oversteken en naar Brussel terug­komen.

De gehele volgende dag ging voorbij zonder dat Simone terugkwam, ons in doodsangst latende, totdat ik Donderdagmorgen ten einde raad op verkenning uit­ging en mij tot dicht bij Putte waagde. Ik vernam daar, dat de Gestapo op Dins­dagmiddag, enkele uren na ons vertrek, ons huis had omsingeld en bezet. Drie personen, waaronder mijn mededirecteur, waren gevangen genomen. Ook Simone schijnt bij haar aankomst direct te zijn gearresteerd. Op Vrijdag 14 augustus reisden wij zeer ontdaan uit Brussel weg, om na een angstige en vermoeiende reis des Zondagsnachts in Zwitserland aan te komen.

Conclusie en nabeschouwing

Onze organisatie heeft zich 1,5 jaar staande kunnen houden en heeft al die tijd, vooral in het laatst, zeer actief gewerkt. Zij werd ontdekt, niet door scherpzinnigheid van de Duitse politie, doch door verraad van een lafhartige landgenoot en door gebrek aan mensenkennis van enige onzer medewerkers. Vele andere organisaties in het bezette vaderland gaan door met hun streven om naar eer en geweten hun land te dienen en dit niettegenstaande de verorde­ningen der bezettende macht, die met de doodstraf dreigt. Het grootste gevaar waaraan zij blootstaan ligt niet bij hun tegenstanders, doch bij hen zelf. Alle aangeslotenen, bijna zonder uitzondering, gaan te prat op hetgeen zij presteren en nemen iédereen die hen goedgezind is in vertrouwen.

Bern, 21 augustus 1942.

Aantekening S.

Ik wil bij bovenstaand verslag enige aantekeningen maken. Van Niftrik en zijn vrouw tante Betty hebben uitstekend gewerkt. Honderden Nederlanders danken aan hen hun leven. Hij heeft echter kardinale fouten gemaakt. De voornaamst daarvan is m.i. wel, dat vrijwel iedereen het huis van Oom Job kende en daar in en uitliep, o.a ik zelf, Breejaart en diens vrouw Nel, Gijs de Jong, Kist, koeriers uit Zwitser­land, de verrader Daane, Melze, enz. Bovendien sliepen vele passanten de nacht vóór hun vertrek bij de Van Niftriks thuis, wat ook gevaarlijk was.

Nadat Van Niftrik voor Daane was gewaarschuwd, had hij moeten verdwijnen, vooral nadat hij kort tevoren in Antwerpen de dans nauwelijks was ontsprongen. Hij bleef Lustig in zijn huis zitten, terwijl hij wist op de korrel der Duitsers te zijn, zat nl. te bridgen bij de overval en wist slechts op het nippertje zijn schuilplaats te bereiken.

Daarna bleef hij nog enige dagen in zijn huis, wat onbegrijpelijk genoemd moet worden. Bij zijn vertrek naar België neemt hij zijn dochter zonder goede papieren mee, waardoor deze op haar eentje terug moet reizen naar Putte en in de val loopt. Om haar te zoeken gaat hij “tot vlak bij huis” poolshoogte nemen, bij het misdadige af. Dat hij tenslotte toch nog is ontsnapt en Zwitserland heeft bereikt is een aartswonder. Hij heeft hetzelfde bovenmenselijke geluk gehad als ikzelf. Dat neemt niet weg, dat de vijand verregaand stom is geweest, even­als bij mijn ontsnapping. Inplaats van het huis der Van Niftriks na de arresta­tie van de zoon constant te bezetten en de omgeving te schaduwen, is de Gestapo onverrichterzake weer vertrokken en heeft de grens niet afdoende bewaakt. Als ze dat wel had gedaan, dan had Van Niftrik uit zijn schuilplaats – hoe vernuftig die overigens was – te voorschijn moeten komen en was geknipt. Summa Summarum. De Gestapo was stom en zonder geluk vaart niemand wel!


You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed.
You can leave a response, or create a trackback from your own site.

There are no comments yet, be the first to say something


Leave a Reply

XHTML: You can use these tags: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>