Interview met Anna Vermeiden (1984)
Last modified: december 19, 2009Hieronder het verslag van het interview met Anna Vermeiden:
klik hier voor het downloaden van het word document van het interview met Anna Vermeiden.
————————————————————————————————————————————————-
Frankenslag 147
Den Haag
Tel: 070-554335.
Het interview is afgenomen door Anna Vermeiden
Spuistraat 22/4
1012 TS Amsterdam.
De heer van der Schrieck is geboren op 16 april 1917
– Woonde gedurende het eerste oorlogsjaar in Leiden,Vrouwensteeg 16a,en van december 1941-mei 1942 in Groningen juni-17 december 1942 in Scheveningen en tot begin april 1944 in Haaren (N.Br.) gevangen. Daarna voornamelijk op de Sterrewacht in Leiden, afgewisseld met twee studiebezoeken aan Groningen in september 1944 en februari 1945 en een enkel bezoek aan Rijswijk (Z/H.) aan mijn ouders.
– Burgelijke staat (tijdens de oorlog): ongehuwd.
A.V.:Wanneer bent u voor het eerst bij verzetsactiviteiten betrokken geraakt?
F.S.:Dat is een beetje een merkwaardige vraag in mijn ogen omdat je of van het begin af aan hebt meegedaan of pas later. Als de ogen open gingen was het eigenlijk al te laat, naar mijn smaak. Ik ben
Direct na de meidagen mijn vader gaan zoeken in het zuiden van het land, hij was commandant in de Pel van het regiment, 27e, infanterie en daar heb ik hem uiteindelijk gevonden in de veehallen in Den Bosch. Ik kon toen de rest van mijn familie gerust stellen dat er niets gebeurd was, wat onoverkomelijk was.
Toen ik mijn vader ging zoeken had ik een pot van de luchtbescherming Leiden op mijn kop en een band van het Rode Kruis georganiseerd en een extra blik benzine ergens vandaan gehaald om mijn motor heen en terug te kunnen laten rijden
Toen ben ik op de fiets naar Parijs gegaan en heb daar een aantal brieven weggebracht naar familie die daar woonden en een paar kennissen om hun te laten weten hoe de toestand er in Nederland bij stond op dat moment. Daarvan heb ik maar een persoon aangetroffen helaas, maar de rest heb ik maar gewoon in de huisbrievenbus gegooid.
Ik had ook nog een brief die ik moest bezorgen bij Pontoise en daar zag je de oorlog in zijn volle ellende, daar lagen de lijken van mensen en van paarden op de weg. Daar was bij de brug over de Loise nogal flink gevochten. De huizen stonden daar open en ik moest naar een bepaald huis, er was geroofd, dat kon je zien, want allerlei kasten waren er opengegooid. Ik heb de brief maar neergelegd in de hoop dat ie later ontdekt is door de oorspronkelijke bewoners.
Ik weet niet of je “Soldaat van Oranje” kent, nou, in begin augustus 1940 zijn we toen met zijn allen in een verhuiswagen gedoken en zijn naar Warmond gegaan om een boot op te halen en die hebben we met veel moeite tussen Noordwijk en Noordwijkerhout door de duinen gesleurd, we zijn zover mogelijk met de verhuiswagen tot het strand gegaan maar we ontkwamen er niet aan dat we nog een stuk door de duinen moesten gaan. Toen de boot eenmaal in zee was zijn we terug gegaan, maar deze poging mislukte en een tweede poging ook. Bij de tweede poging heb ik samen met Herman van Brero een vrindje van me die ook in Soldaat van Oranje voorkomt zijn we gaan kijken of er geen dingen zijn blijven liggen. We vonden nog een paar dingen verstopt, in een soort bunker. Enfin, dan hebben we nog gehad die affaire van mensen die op de Morssingel in Leiden woonden. Die werden op een gegeven moment gearresteerd, waren verraden door een pikeur van een manege in Oegstgeest maar ze zijn er gelukkig weer vlug uitgekomen.
Toen Sociëteit Minerva dicht ging, heb ik er nog een heleboel drank uitgesjouwd en nog wat van het linnengoed. Want ik woonde in de Vrouwensteeg aan de overkant van de sociëteit. Dat huis was eigenlijk een café, maar er werden ook kamers verhuurd; daar zat ik helemaal boven onder het dak in een klein kamertje. Mijn vader was officier geweest maar in de vooroorlogse crisisjaren kon hij niet bevorderd worden. Hij had dus niet zo’ n dikke beurs om mij te laten studeren. Toen hebben we die dingen daar zolang naar binnen gesjouwd maar de baas werd hoe langer hoe zenuwachtiger van alle wachten die hij naar binnen zag komen zodat ik op een <HIER MISSEN 2 REGELS>
opgeborgen in zijn garage in wassenaar. Later bij zijn arrestatie zijn alle spullen blijkbaar in handen gevallen van de Duitsers en waar dus in het verhaal van Soldaat van Oranje staat dat die mensen zich bestoven met cognac om naar de drank te ruiken,dat was dan wel van die hoeveelheid drank die ik had weggesleept. Ik had nog contact met verschillende mensen,vooral kadetten, die toen een studie richting konden kiezen in Leiden. Ik kan er twee bij naam noemen; de eerste leeft nu nog, dat is Sjoerd Nauta en hij is directeur van het museum Justinianus van Nassau in Breda. Die had op een gegeven moment een brandbommetje van mij gekregen met als grondstoffen Fosfor en Aceton. Deze kon je gemakkelijk in een auto gooien,want hij ontbrandde pas na verloop van tijd en dan wegwezen. Toen had hij een afspraak met een zekere Ridderhof. Hij vertrouwde het niet helemaal, maar toen is hij toch bij die gelegenheid gepakt en heeft hij de oorlog verder doorgebracht in gevangenissen en met t.b.c. uit de oorlog gekomen. Een andere kadet heette Loutje Kist. Die was in contact gekomen met V-mannen van de SD en toen hebben we een plan beraamd om een afspraak met die V mannen na te komen,die afspraak was gemaakt door Kist en hij zou dan verdwijnen naar Zwitserland of Spanje en dan zouden anderen een aanslag doen op de V. mannen op de Schotersingel in
Haarlem. Er zouden drie revolvers op de proppen moeten komen voor drie man en toen puntje bij paaltje kwam was daar alleen de revolver van mij. Toen heeft Bill Roeske na een inleidend gesprek zijn revolver genomen en op de andere geschoten. De tegenstanders hebben terug geschoten toen hij de trap afrende en hij kreeg een kogel in zijn bil. Via dokter Krediet kreeg hij de nodige medische verzorging. Later is hij opgepakt en gefusilleerd met anderen die die aanslag hadden gepleegd. De anderen Kist e.s. waren langs een route van mij naar het zuiden
gegaan, die ik al verschillende anderen ook had aanbevolen; er waren zoveel mensen die weg wilden dat ik op een gegeven moment een keus moest maken van mensen die echt iets konden betekenen in de oorlogsvoering eventueel en mensen die om allerlei andere redenen weg wilden,maar nog niet bepaald verdacht waren. Ik heb door toevallige omstandigheden adressen mee kunnen geven,in de eerste plaats van de fam. Niftrik die woonde aan de grens bij Putten (zij leeft nog, hij is inmiddels overleden) en het tweede adres was van de fam. van Duleken aan de Italiëlei in Antwerpen. Zij hebben valse papieren gemaakt en zo een heleboel mensen kunnen wegwerken naar Zwitserland. Door omstandigheden was Lontje Kist terecht gekomen bij de Franse spionage dienst van generaal Dezaul in Lons-le-Saunier in onbezet Frankrijk. Hij is toen terug gekomen en hij heeft verschillende koeriersdiensten verricht tussen Nederland en onbezet Frankrijk.
Op een gegeven moment is hij gepakt in Brussel samen met Gerard Vinkensteyn. Loutje Kist heeft nog geprobeerd te ontsnappen uit Vught,maar dat heft niet mogen baten,hij is uiteindelijk gefusilleerd.
Toen ben ik nog verder in contact gewest met de fam. Krediet en heb zijdelings kunnen helpen,want op een gegeven moment was door Erik Hazellhoff aan de kust afgezet een zekere Ernst de Jonge. Hij was in de tijd dat ik aankwam in Leiden in 1937 mijn patroon zoals dat heette en ik kende hem dus goed en heb hem aanwijzingen kunnen geven voor het een en ander. Op een gegeven moment kwam hij bij mij omdat hij na de arrestatie van dokter Krediet zijn zender was kwijtgeraakt,die heb ik hem terug kunnen bezorgen want ill Roeske had dat apparaat verstopt en hij heeft toen hier in huis de zender overgedragen aan Ernst de Jonge die ik later toevallig nog een keer langs de Rijksstraatweg tussen Den Deil (Wassenaar) en Den Haag zag fietsen aan de overkant van de weg. Hij zei dat hij geen contact met Engeland had kunnen krijgen en vroeg of ik hem een nieuwe code kon bezorgen. Toen heb ik contact gezocht met de enige man die toen nog contact had met Engeland. Dat was Aart Alblas, Klaas was zijn bijnaam, hij is later in het Eng. spiel omgekomen. Hij heeft toen een nieuwe code opgevraagd en toen hij gearresteerd werd in juni 1942 heeft zijn verloofde Heuting de nieuwe code die in haar huis op de vliering lag nog wat verder weggegooid en dat is niet ontdekt. Het was me wel gebleken dat wat er toen aan zenders was meegekomen dat dat allemaal niet erg uitgedacht was,ze hadden er vaak malheur mee,ze waren afhankelijk van mensen die hun ook moesten helpen met zo’ n zender,seiners en het was goed doorzien door Louis d’ Aulnis want die heeft toen de taak van seiner voor zichzelf geleerd en was dus niet afhankelijk van anderen en dat was misschien een van de redenen waarom hij het twee jaar lang heeft volgehouden tot het eind van de oorlog. Bovendien had je nog bijzondere apparaten die wel telkens in de lucht waren maar waar telkens de frequentie werd gewijzigd volgens een vast afgesproken plan en dan kon je dus gericht zenden, dat kon moeilijker ontdekt worden.
Uiteindelijk ben ik zijdelings want ik heb nooit rechtstreeks contact met Pasdeloup gehad en ben door hem verraden. Omdat ik bij Gerard van der Bijl en die zou langs onze route van de Niftriks weggaan,ik heb toen de laatste stand van zaken bij hem opgenomen en na mijn vertrek is hij aan het eind van de avond,samen met Poisdeloup,gearresteerd. Hij werd toen gedwongen door de Duitsers,mij in het holle van de nacht op te bellen om te zeggen dat hij naar mij toe kwam. Dat klonk me erg vreemd in de oren,want ik was toevallig bij mijn ouders thuis,maar intussen was ik gaan studeren in Groningen,waar ik dacht dat ik daar rustiger zou zitten,dan hier. Toen was ik toevallig hier in huis bij mijn ouders en toen werd ik ‘s ochtends vroeg om een uur of zes gearresteerd in begin juni 1942. (Pasdeloup was kort daarna weer vrijgelaten en werkte dus voor de Gestapo.) <HIER MISSEN 2 REGELS>
was toen ook en poging geweest van mij om een stuk of wat mensen bij elkaar te scharrelen voor een boot die uit IJmuiden zou vertrekken. Dat is helaas mis gegaan,want dat heb ik later uit de verhalen gemerkt die na de oorlog los kwamen, dat op twee plaatsen de Duitsers er achter waren gekomen dat een boot zou vertrekken uit IJmuiden. Ik had daar een heel stel mensen voor bij elkaar, Kortland de havenmeester van Rotterdam, een vrind van mij die sabotage had gepleegd bij de NSF in Hilversum en verschillende anderen. Bij elkaar waren het twaalf man die ik bijelkaar had gescharreld en het was uitgelekt naar de Duitsers. Aan de ene kant bij een sigarenwinkelier in Haarlem. Dat kwam omdat ven der Waals als grote verrader ( die later ook de SDAP heeft opgerold),met een van de mensen uit het Engenlandspiel contact had en die was ondergedoken bij die sigarenhandelaar, had daar een bezoek bij Martens gebracht, zo heette die sigarenhandelaar en die Martens liet zich daarbij ontvallen dat er een boot weg zou gaan uit IJmuiden.
Datzelfde verhaal werd in die zelfde tijd ook opgepikt door Poos,dat was ook een van die bloedhonden van de SD die iets had opgevangen in Pijnacker bij een dokter die daar woonde en die daar ook een paar mensen uit Engeland onderdak verleende,Emmer en nog een paar. Die ontsnapping per boot is dus helaas mis gegaan,ze hebben mij er nooit iets over gevraagd gek genoeg,blijkbaar had ik het goed genoeg georganiseerd dat niemand daar iets over los liet en het enige waar Schreider me over onderhield was of ik Klaas kende en ik heb dus gezegd nee ik kende wel een meisje Klaasse, omdat ik wist dat zij niets ooit aan,wat wij noemde het vuile werk, had gedaan,dus ik kon rustig die naam noemen en daar heb ik dus omheen gedraaid.
Uiteindelijk werd ik aangeveegd in het tweede O.D. proces en de mensen die voor het eerste O.D. proces gearresteerd waren, waren allemaal gefusilleerd in april 1942 in Oranienburg.
Dat waren er toen 73, onder leiding van overste Westerveld die ik goed kende, die woonde hier een eindje verderop op de Frankenslag. Dat was een oude bekende van mijn vader.
Van onze groep van het tweede O.D. proces dachten we nog: “nou daar gaan we met zijn allen”.
Er was toen een proces in Haren (bij Tilburg) waar we opgesloten werden in het oud seminarie en daar werd ik uitgeharkt door dokter Steins, dat was een van de gijzelaars die toen nog de medische zorg mocht doen voor de gevangenen. Hij heeft me weggewerkt naar Den Bosch voor een nier-operatie. Dat is toen gelukt door een Duitse chirurg die dat deskundig heeft gedaan.
(Als je bij de SD doktoren terecht kwam was je aan de beulen overgeleverd.
Toen de uitspraak van het proces kwam lag ik dus in Den Bosch en bleek dat er een man of twintig ter dood waren veroordeelden er een paar gratie hebben gekregen zoals generaal Roell.
De rest is toen afgevoerd als “Nacht und Neber’ eerst via Amersfoort waarna het merendeel is terechtgekomen in Natzweiler wat toen een vreselijk nare omgeving was en waarvan het merendeel later is terechtgekomen in Dachau en da soort kampen. Daarvan zijn er nog wel enkele teruggekomen zoals van Dedum.
Toen ik uit het ziekenhuis in Den Bosch terugkwam in Haaren, heb ik ervoor gezorgd dat ik terugkwam in de ziekenboeg, toen de anderen op transport gingen werd ik transport unfahig verklaard omdat men zei dat ik geelzucht had. Ik had waarschijnlijk teveel spek laten aanrukken uit de keuken van de moffen. Naast de ziekenzaal was er een grote zaal voor de verschillende mensen die diensten moesten verrichten in de gevangenis.
Dat waren voor een deel zwarthandelaren, voor een deel communisten en andere politieke gevangenen; deze mochten vrij bij ons naar binnen komen een praatje maken ,sigaartje roken waarna ze helemaal happy waren. Hierncht ik meestal een stuk vlees uit de keuken halen om aan te sterken.Blijkbaar at ik te veel van dat vlees wat uiteindelijk mijn redding is geworden omdat ik daarna ben achtergebleven in Haren ,april 1944 plotseling werd vrijgelaten.Omdat mijn vrijlating hogst vreemd was heeft mijn vader snel een taxi voor mij geregeld om mij nar huis te brengen voordat men zich zou bedenken.Pas na de oorlog heb ik te horen gekregen waarom ik werd vrijgelaten ,arts Walter de Loos ,een vriend van mij ,die destijds bij mevr. van Overeem v voor t rode kruis werkte ,had toen kunnen versieren dat een aantal gijzelaars en gevangenen werd vrij gelaten. Van de andere gevangene n heb ik naderhand gehoord dat het hun wel degelijk was ingeprent dat zij hun vrijlating aan de grootmoedigheid van de Fuhrer te danken hadden en dat ze weer in vrijheid waren gesteld.
Nadat ik een beetje was bekomen van alle narigheid ben ik weer zwart gaan studeren in Groningen en heb mijn studie op 3 maart 1945 voltooid en toen heb ik me natuurlijk als besmet figuur niet zo erg veel meer kunnen inlaten met allerlei anti-Dui dingen want de enkele dingen die ik heb kunnen doen waren van meer eenvoudige aard.
Van de beafttragte voor Zuid Holland kon ik een bundel van zijn briefpapier aan student Schilp, Morsweg Leiden kunnen bezorgen voor zijn falsificatiecentrale. <HIER MISSEN 2 REGELS>
papieren nodig heb om de IJssel over te kunnen gaan naar Groningen en bij zegt : ja we hebben die formulieren al , alleen de handtekening heb ik nog niet helemaal goed . Kom nog over een week en ik denk dat we het dan wel voor elkaar hebben, en toen vroeg hij of ik nog andere papieren nodig had; ja geef me maar iets voor een vrijstelling voor de arbeidseinzatz en geef me maar een papier dat ze me niet zomaar mijn fiets kunnen afpikken; met al die papieren beladen kon ik met een gerust hart de Ijssel over. Ik had in die tijd ook doelbewust een invalide stok van mijn vader gekregen uit een militair hospitaal en daar hinkte ik mee en als ik op de fiets ging die op mijn fiets en zo ben ik door het land getrokken.
Na een hongertocht door Friesland en Groningen gemaakt te hebben , heb ik toen met de nodige levensmiddelen Rijswijk weer kunnen bereiken waar mijn ouders toen naar geevacueerd waren want Scheveningen was allemaal vesting gebied . Na de oorlog ben ik eerst gaan kijken in Bouvrigne om mijn vriend Hazelhoff op te zoeken (in die tijd adjudant van de koningin) en daarna ben ik bij het militaire gezag gekomen waar een afdeling was die mensen die naar Indie gingen moesten bekeken worden of ze geen anti-Ned. dingen hadden gedaan en daarna , 4 oktober 1945 ben ik secretaris geworden van de krijgsraad in Londen en daarna in december 1946 ben ik bij Shell gekomen waar ik in 76 met pensioen ging. Nou weet ik niet wat er nog verder aan gaten valt in te vullen.
AV: U vertelde dat u met vrienden naar Warmond ging voor een boot, hoe ging dat in zijn werk, dat je dat ging doen?
FS: We wisten al dat een stel met een boot was weggegaan vanuit Noordwijk in juli 1940, dat waren de eersten ( Eendenburg, Vaz Nunez, Karel Michielsen, allen student) en dat was gelukt. Er was toen wel al een zekere bewaking aan het strand mmar er stonden nog geen staketsels met boobytraps , je kon toen dus nog vrij de zee op min of meer als je maar uitkeek dat je niet toevallig langs een patrouille van moffen ging. En toen hadden we dus verschillende mogelijkheden bekeken en een daarvan was dus een boot op een vrachtwagen zetten en daarmee het strand op dat was dus wel een manier waarbij je dus voldoende de zaak afschermde doordat je die boot niet kon zien in die verhuiswagen en nadat we dus voorzichtig de zaak hadden bekeken kon je dus de gok wel wagen om die boot naar zee te sleuren , alleen is het mislukt omdat de motor veel zwaarder was dan de boot kon velen, en dat ding maakt een hoop water, enfin ze zijn toen weer aan land gekomen en die boot hebben ze op het strand laten liggen en stond later bij de strandvonderij in Noordwijk en daarme was die kans eigenlijk mislukt.
AV: U deed dit met uw Leidse studenten vrienden?
FS: Ja , we zijn toen met een stuk of wat , we hebben ons verzameld in een huis (mevrouw van der Steen, woont nu nog in Leiden) op de Morssingel , een huis van goede vrinden , toen zijn we met zijn allen in die vrachtwagen gedoken , toen gingen we naar Warmond om die boot op te halen en toen naar het strand om die uit te laden.
AV: U vertelde net over de OD, rekende u zich in het verzet tot de OD?
FS: Nee eigenlijk niet , ik ben door de omstandigheden daarbij aangeveegd omdat er dus een aantal mensen waren die wel met de OD te maken hadden zoals Vinkensteyn , die sabotage op zich wilde nemen van de OD, en doordat Peter Tazelaar ook bepaalde opdrachten had die ook verband hielden met meer andere zaken , om eventueel een paar mensen over te brengen naar Eng. zoals Tielens en Wiarda Beckman om daar een ministerspost te vervullen, dat heb ik nog niet verteld maar op een gegeven moment toen ik al in Groningen zat kreeg ik een telefoontje van Broer Moonen , die was toen politie inspecteur in Den Haag en die wilde adressen hebben van een verbindingslijn naar Zwitserland, toen heb ik met hem afgesproken dat ik hem zou ontmoeten bij een officier van de marechaussee in Zwolle en daar heb ik hem toen het wachtwoord meegegeven voor de familie van Niftrik en ik heb begrepen, later uit de verhalen , dat ze toen ook al kontakt hadden met een tussenpersoon van de familie van Niftrik in Den Haag en toen is Peter Tazelaar samen met Erik Michielsen en Gerard Dogger (die dat verhaal geschreven heeft , “de vierkante maan” of iets dergelijks .
Toen kreeg de familie Krediet eind 41 een kaart uit Zwitserland dat Peter Tazelaar bij hét skieen z’n been had gebroken. Dat was maar flauwe kul , maar het was om te laten weten dat ie goed was overgekomen .
AV: De vraag was bij welke groepering u zich voelde aangesloten?
FS: Het systeem van groeperingen is geleidelijk ontwikkeld, vooral in de latere jaren ; in die tijd was het allemaal een beetje haphazard, het was niet verdeeld in iets hierarchisch of zo, je deed wat je dacht te kunne n en te moeten doen, er was geen hierarchie die zei: nau moet je dit of dat gaan doen, dat was veel meer in de tijd van Hetger Sythoff, die toen in een cluble van de BS zat en die bepaalde opdrachten kregen, die schietoefeningen gingen houden enzovoorts. In het begin was het nog een hele wilde tijd en die tijd van Sythoff heb ik van meer nabij meegemaakt omdat ik in die tijd min of meer verloofd was met Maartje Hins, haar vader was als conservator op op de sterrenwacht werkzaam. En daar was een
<HIER MISSEN 2 REGELS>
wapens die er ook verborgen lagen , die lagen heel goed opgeslagen, daar zijn ze nooit bijgekomen.
Je moet je voorstellen eigenlijk dat er dus nog geen kontakten waren met Engeland en dat er haast geen verbindingen waren, ja er was toen die inlichtingendienst van de van Hattums , later de verbindingsdienst die opgebouwd werd door Lontje Kist later overgenomen door Gijs de Jong , daarna is die bij bureau inlichtingen gaan werken, ik had ook in die tijd contact met de latere chef van buro inlichtingen , hij was toen nog kapitein, Somer, die toen het instituut van Justinianus in Breda beheerde, waren alllemaal toevallige kontakten waar je van de een via de andere in rolde en in mee speelde.
AV; dat gebeurde allemaal direkt na de kapitulatie?
F.S.:Deze contacten zijn allemaal geleidelijk gegroeid en direct na het begin van de oorlog was er eigenlijk betrekkelijk weinig behalve die boot ontsnappingen en het geleidelijk aan proberen iets van sabotage te doen door brandbommetjes te maken enzo.Maar dat was allemaal werk op kleine schaal,maar ook zonder een voorop gezet plan de campagne.
A.V.:Na 1941 begon u met contacten…..
F.S.:Tussen zeg maar oktober 1941 tot aan de tijd dat ik opgepakt werd in juni 1942 ben ik met die ander soort zaken bezig geweest.
A.V.:U vertelde net over een route via Frankrijk,kunt u daar nog wat meer over vertellen?Hoe kwam die route tot stand?
F.S.:Die is opgebouwd door de fam. van Niftrik en nog meer door de fam. van Duiken in Antwerpen.Zij hebben op en gegeven moment een huis gehuurd in Frankrijk,dicht bij de Zwitserse grens.Zij hebben ook gezorgd voor vervalste papieren om enige rugdekking te hebben voor de mensen die ze doorstuurden.Zij hebben okenzware veer gelaten,want vader van Duiken en twee van zijn zoons zijn uiteindelijk omgekomen.De fam. van Niftrik zijn samen met kapitein Somer net op tijd verdwenen en zijn veilig in Zwitserland gekomen.De fam. van Niftrik zorgde voor papieren die hun dekking gaf,opdat ze in Belgie konden zijn.Ze hebben de papieren vervalst en oud gemaakt met een strijkijzer enzo en op die manier kwamen ze dus met een betrekkelijk gerust geweten in Belgie bij de fam. van Duiken.
De fam. van Duiken had het dan zo georganiseerd dat je in een trein kon stappen die ging tot Besancon,d bezet gebied,en dan moesten ze vandaar uit naar Zwitserland gebracht worden via dat huis dat zij daar hadden gehuurd in de Franse Jura.
A.V.:Zo hebben verschillende mensen van die lijn gebruik gemaakt. F.S.:Ja,en later is het verhaal bekend geworden hoe het verder ging.
F.S.:Van het begin van die Leidse periode waren er veel studenten die probeerden op zo kort mogelijke termijn nog hun studie af te maken.Daar hoorde ik ook bij.Hoewel je werd afgeleid door al die andere dingen die je zag,die konden en die je graag wilde zien dat ze gebeurden.Dus het was wel een enerverend bestaan.Er zijn er verschillende bij die bijtijds hun doktoraal hebben kunnen halen en anderen die zijn later natuurlijk een beetje in de knijp komen te zitten.Zeker toen die studenten verklaring getekend moest worden.Maar daarvoor konden ze toch betrekkelijk vrij bij andere universiteiten terecht nadat de Leidse universiteit werd gesloten.De verhalen van de rede van Cleveringa zijn overbekend en ik wil wel vertellen dat we daar met tranen in de ogen het Wilhelmus zongen.
En dan heb je ook nog gehad de tijd dat we toen zo’ n manifest hebben aangeplakt in Leiden,voor wat het waard was.Het was een gebaar tegen de Duitsers. Je had ook in die tijd een beetje de opkomst van de Unie,waar mensen een soort houvast in zagen.Want ze dachten die mensen zijn goed,maar kunnen ze het wel redden?Misschien moeten ze toch wel steun hebben van leden om te laten zien dat toch niet iedereen bereid is de weg van de Nazi’ s te volgen.
A.V.:U bleef in Leiden wonen?
F.S.:Ik bleef in Leiden wonen totdat de zaak gesloten werd en dat was eind 1941.
A.V.:En toen bent u naar huis terug gegaan?
F.S.:Ik heb nog een tijd mijn kamer in Leiden aangehouden,maar heb die opgezegd toen ik eind 1941 naar Groningen verhuisde.Ik ben wel vaak in Leiden terug geweest maar dat was voor korte of langere bezoeken.Totdat ik dus weer in april 1944 uit de gevangenis was gekomen en weer regelmatig in Leiden zat.Mijn toen aanstaande schoonvader Hins was in die tijd commandant van de BS in Leiden en hij heeft daar afstand van gedaan ik geloof kort na Dolle Dinsdag en toen heeft Chris Kok die zaak overgenomen.
<HIER MISSEN 2 REGELS>
F.S.: 1k geloot dat er een meningsverschil was waar hij dus niet in mee kon gaan. Dat is wat ik er van begrepen heb uit de gesprekken.
A.V.:Heeft u nog contact gehad met de Leidse verzetsgroepen?
F.S.:Dat was dus alleen maar indirect doordat de Sterrenwacht een toevluchtsoord was voor die groep van Hetger Sythoff ,waarin een aantal jongelui zaten die misschien niet allemaal een onderdak hadden in Leiden of misschien wel een onderdak maar geen eten of niet voldoende eten en die daar dan wel eens kwamen om een beetje bij te spijkeren en ook wel voor de gezelligheid.
A.V. was uw contact met een Leidse groep, F.S.:ja
A.V.:Had u nog andere contacten met Leidse groeperingen?
F.S.:Ik heb daar wel contacten gehad met oude bekenden maar of daar groeperingen achter zaten weten ik niet en bovendien meende ik dat ik op dat moment me niet kon inlaten met de activiteiten van de anderen.Ik vond het allemaal een lovenswaardig streven maar het was niet meer het soort werk wat je dus als eenelegd pandoer kon doen in die wilde tijd daarvoor zal ik maar zeggen;dat je dus echt het nut zag van het helpen,het belang.
A.V.:Dat vond u voor 1944 groter dan na 1944,zeg ik dat goed?
F.S.:Ja,want in die tijd waren er mensen die zaten in klokkentorens en die telden dan het aantal bewegingen en troepen van de Duitsers die verplaatst werden.Ik dacht dat kan ik ook wel gaan doen,maar daar heb ik echt geen behoefte aan.Bovendien nog steeds in gedachten houdend dat ik dus alleen maar schade er aan zou kunnen berokkenen door wel mee te doen,terwijl ik toch in zekere zin een besmet figuur was voor hen en daardoor hun risico’s alleen maar zou vergroten.Wat dat betreft moet ik zeggen dat ik voelde dat mijn rol,zolang ik geen werk voor spionage en dergelijke kon verrichten,was uigespeeld.
A.V.:U heeft meegeholpen aan verschillende ontsnappingen naar Engeland toen kwam bij mij de vraag op ; heeft u ook overwogen om zelf mee te gaan?
F.S.:Ik heb wel degelijk overwogen of ik zelf ook naar Engeland zou gaan en heb toen daar met name over gesproken met Ernst de Jonge en hij zei: joh maak eerst je studie af,want stel je niet voor dat ze in Engeland op je zitten te wachten want er zijn daar genoeg mensen.Dus vanaf dat moment heb ik mij geconcentreerd op het afmakenmijn studie,voor zover dat mogelijk was.Voor dat doel heb ik bijvoorbeeld in de tijd dat ik in de Scheveningse gevangenis zat een heel dik boek van ;van der Pot,over staatsrecht zitten uit te trekken en dat was niet zo eenvoudig want ik had een heel klein potlood stiftje en toen heb ik met een ijzerdraadje een gaatje in het achter eind van mijn houten lepel gemaakt en daarmee heb ik met een papiertje om dat potloodstiftje in dat holletje gedrukt van die lepel en op die manier heb ik mijn uittreksel geschreven.
A.V.:Het idee dat ze in Engeland niet op u zaten te wachten en dat u uw studie af wilde maken zorgde dat ervoor dat u hier bleef?
F.S.:Ja en daar kwam nog bij dat ik voor de oorlog afgekeurd was voor militaire dienst dus wat dat betreft ook aan de eigenlijke oorlogsvoering geen deel zou kunnen hebben.
A.V.:De Scheveningse gevangenis was dat dezelfde arrestatie als die waar u voor in Haaren zat? F.S.:Ik ben dus in eerste instantie over gebracht naar het oude ministerie van kolonien op het
Binnenhof,waar het Gestapo hoofdkwartier was.Daar ben ik eerst een uur of twee verhoord,daarna werd ik overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen.Daar werd ik nog eens voor 33 uur achter elkaar verhoord .Er kwam dan om de zes uur en andere vent voor je neus zitten.Op een gegeven moment dachten ze daar hebben we niks aan,die vent,dus we stoppen hem maar eens een hele tijd in de gevangenis en halen hem er later wel weer eens uit en kijken dan of hij bereid is om dan te praten.En toen heb ik een half jaar de strengste “einzelhaft ohne Begunstigungen” gekregen.Dat was een heel eenzaam gedoe om in je eentje in een cel te zitten.Daarom heb ik dus getracht contact met anderen te krijgen en dat was niet zo moeilijk.Alleen moest je wel oppassen voor verraders onder de ganglopers die het eten rond brachten en andere diensten verrichtten.Ze konden nog wel eens door de gangen sluipen en door het kijkgaatje zien wat je aan het uitspoken was.Maar toch heb ik met verschillende contact gehad o.a. met de vader van Gijs de Jong.Hij zat schuin tegenover me toen ik luid mijn naam riep toen ik de nor ingegooid werd.En een vrindje van mij die in een celletje achter mij zat en een vrind die zat een
<HIER MISSEN 2 REGELS>
meegedaan aan die aanslag op de Schotersingel in Haarlem. Op een gegeven moment kreeg ik een fluitje,een jongen die mijn club fluitje floot aan het eind van mijn gang,dat was Becky de Loos waarvan de broer Walter de Loos mij later via het Rode Kruis er uit heeft geharkt uit die gevangenis in Haaren.En Becky vertelde mij een heel verhaal over de revolver die hij had bemiddeld om over te brengen en toen vroeg hij ook bovendien waar die Peter Servaas was die met de eertse boot van Ijmuiden was vertrokken en aangekomen in Engeland,daarvan kon ik in telegramstijl roepen dat hij veilig in Engeland was,dat was voor hun weer mooi want dan konden ze een hoop schuld op Peter Servaas afschuiven,zoals ik ook heb gedaan natuurlijk.Aan de andere kant naast me zat een man die erg bang waseen zwarthandelaar geloof ik en die durfde heel weinig maar door het gatje in de muur te praten.Maar zo af en toe lukte dat dan wel.Verder,de laatste twee maanden in de gevangenis van Scheveningen ben ik nogal vaak betrapt op het feit dat ik met anderen aan het smoezen was.Ik had o.a. met mijn achterbuurman die had op zijn gang weer contact met iemand die aan de overkant zat en die overkant kon daar weer een eind verder iemand benaderen voor het dorgeven van een kort bericht om hun te laten weten waar ze verder geen zorgen meer behoefden te hebben over dingen die ze wel hadden gedaan maar niet bekend zouden kunnen worden.En ja vooral met die accterbuurman die ook alleen zat had ilc dus nogal veel contact doordat ik boven op de verwarmingsbuis kroop en dat heeft mij in de twee laatste maanden in Scheveningen toch wel zo bijelkaar voor een maand “kalte kost” bezorgd. Dat betekendes’ochtends een kannetje water kreeg met vier sneetjes brood en dat was het voor de rest van de dag;want kwam het warme eten s’middags, of het koude eten s’avonds dan was er niks voor jou bij.Dus toen ik in december 1942 over werd gebracht naar Haaren,”Polizei Untersuchungs Gefangnis” heette dat officieel,toen kregen we daar in de cellen brood,dik gesneden met van alles erop,wat georganiseerd was door het Rode Kruis en Mevr. van Beuningen uit Vught o.a. en toen heeft mijn vriend Jan Wilkens achter elkaar 25 van die grote sneeen broos gegeten en ik kwam tot 26,nou dat was wel om bij te spijkeren hoor,want door de commandant van Haaren werd het een sanatorium genoemd.Het was wel vervelend hoor om daar in zo’n celletje opgeborgen te zitten,maar ja je had toch ook met elkaar,want daar kwam ik gelukkig weer in een gemeenschap met vijf anderen te zitten,had je toch een hoop lol tussen de bedrjven door.
A.V.:Zo kwam u toch overal wel bekenden tegen! F.S.:Ja, het wemelde er van bekenden.
A.V.:Wist u waarvoor u gearresteerd was?
F.S.:Nee,dat wist ik niet en toen ik later dus,voordat ik naar Haaren op transport ging,ben ik nog eens uitgebreid enkeele malen verhoord op het Binnenhof en toen gingen ze nogal erg onhandig te werk;ze kwamen met het verhoor van dokter Krediet en ze lieten me dat verhaal niet lezen maar de namen van de mensen waren met hoofdletters getypt,dus die sprongen eruit,dus toen kon ik wel zien dat dokter Krediet op de eerste bladzijde van zijn verhoor een paar keer mijn naam heeft genoemd,maar er kwam niks geen verhaal van die Duitsers van wat hij van mij verteld had,dus ik denk dat zit goed,Dokkie heeft niks verteld.Ik dacht die Duitsers moeten nog wel iets weten blijkbaar van een soort bekentenis dus laat ik maar zeggen dat ik wat levensmiddelenbonnen aan dokter Krediet heb gestuurd vanuit Groningen,omdat ik dacht dat hij die best gebruiken kon.Ik heb ook toen gezegd, a ik heb nog wel eensiemand op de fiets van Voorschoten gebracht naar dokter Krediet,maar wie dat was weet ik niet,toen zeiden ze later:”zou het kunnen zijn dat die man Jim Kirk heet”,ik wist het zogenaamd niet,ik kende die hele man niet.Ik was alleen maar gevraagd om iemand te begeleiden van daar naar daar.Hij leeft nu nog.Hij is wel in een krijgsgevangen kamp terecht gekomen,want ik had hem drie keuzes gesteld over zee,over land naar Zwitserland of via een route die iemand anders wist.Nou de route die iemand anders wist was heleaal verkeerd,want die liep direct in een val van de Gestapo en zo is hij helaas ontijdig in een krijgsgevangenenkamp terecht gekomen.En ik geloof dat ik nog zo’n smoesje bij de hand had waar ik iets over verteld heb,maar in ieder geval niet iets van nou ja dat kan me niet direct de kop kosten.Misschien onder bepaalde omstandigheden dat ze me toch tegen de muur zouden zetten,dat weet ik niet,maar n ieder geval dacht ik;ze zien in mij iemand die blijkbaar ergens in een spinneweb heeft gezeten en die van alles heeft gedaan ,maar we weten niet wat,laat ik dan maar niets zeggen,in gods naam.Later hoorde ik dan ook dat ik gekaraktiseerd werd door de Gestapo als een “Beilaufer”,nou ja ik dacht als ik dat odium heb zit ik wel goed.Wat niet wegneemt dat als ik toch naar die smerige kampen was vertrokken,dat ik het waarschijnlijk niet gehaald zou hebben.Want er zijn er velen in gebleven.
A.V.:En wat u vertelde was zo acceptabel dat ze u zo karakterisren? <HIER MISSEN 2 REGELS>
paal.
A.V.:En op het moment dat u gearresteerd werd wist u veel informatie?
F.S.:Ja.Ik wist al was het alleen om Aart Alblas of wel Klaas,ik wist waar hij zat,ik kende zijn adres en zijn verloofde.Ik kende zijn a.s. schoonmoeder,ik kon alles vertellen van die boot.
A.V.:Ik kan me zo vorstellen dat je in de zenuwen alles verteld,er it gooit!
F.S.:Ik heb wel een moeilijke twee uur gehad in het, begin toen Bartels mij verhoorde.Ik zat maar over juffrouw Klaassen te kleppen en van daar weer naar andere mensen en toen zat hij zo’n heel spinneweb te tekenen.Toen dacht ik:verdomme ,nou moet ik op mijn tellen passen.En dat was dus echt wel spannend om dan je gedachten bij elkaar te houden en je te realiseren dat je dus goed in je hoofd houdt welke namen je hebt genoemd en nou ja daarna bij elk verhoor wat darna kwam was het kinderspel vergeleken bij dat tekenen van dat spinneweb,want daar heb ik dus wel even peentjes gezweten.
A.V.:Dat verhaal heeft u vol kunnen houden!
F.S.:Dat heb ik vol kunnen houden,maar ja bovendien dat is nooit zwart op wit genoteerd geweest,dus die volgende kerels probeerden mij met een paar dingen op gang te brengen,die heb ik gewoon maar sprookjes verder zitten vertellen. En bij dat allerlaatsteja toen had ik genoeg tijd gehad in die tijd van einzelhaft om te praktiseren wat voor verhaal ik ze op de mouw kon spelden.Een paar minder belangrijke dingen.
A.V.: Was u voor uw arrestatie, daarvoor, bereidde u zich daarop voor ?
F.S. : Nee, maar ik was wel blij met de conclusie die ik voor mij zelf trok, dat een getuige verklaring tegen mij dat is geen getuige, dat had ik nog wel van mijn rechten studie begrepen en daar heb ik me dus verder maar aan vast geklampt; misschien dat dat het uiteindelijk is gweest wat me dus geen windeieren heeft gelegd.
A.V. : Maar voordat u gearresteerd werd, hield u ooit met die mogelijkheid rekening ?
F.S.: Ach nee, zo lang je op vrije voeten bent sta je daar eigenlijk niet bij stil, je had daar ook geen training in gekregen ; ik heb b.v. later in het celletje met Gerard Vinkensteyn gesproken e gezegd Gerard, jij hebt de duvel en z’n moer aan de neus van die kerels gehangen ; die had alles eerlijk verteld, en waarom ? hij zei, ach ze weten toch alles, en toen werd ik bijgevallen door Broer Moonen, die zei, nee, ze wisten lang niet alles, en ik zei ook ja wat dat betreft heb ik ook m’n bek gehouden, ze weten verder niks. Nou ja, voor hem was het moeilijk want hij had dus wel allerlei dingen die anderen blijkbaar los hadden gelatenm en als ze dus bij mijn laatste verhoor daarnaast hadden gelegd b.v. de verhoren van Loutje Kist, want die had ook alles opgebiecht en die van Gerard , ja dan was er wel een hoop meer zeer boven komen drijven.
A.V.: Die hadden u ook genoemd ? F.S.: Ja, dat wist ik.
A.V.: Dat liep niet synchroon …
F.S. : Nou niet synchroo wil ik niet zeggen, ik denk dat zij allebei min of meer hetzelfde hebben verteld de een wat hij van mij wist en de ander wat hij zelf ook weer van mij wist, daar kan dus een verschil in zijn van dingen die de een wel kende en de ander niet, maar verder over een aantal andere dingen misschien weer wel, het noemen van de route enzo en dat zou wel mogelijk kunnen geweest zijn, maar
A.V.: Maar wat ik begrijp u bent niet geconfronteerd met de dingen die zij hadden verteld !
F.S.: Nee, dat is wel gebeurd in de tijd dat mijn proces voor kwam , in april ’43, maar toen lag ik voor die nier operatie expres in het ziekenhuis in Den Bosh, en dat heb ik toen met dokter Steins kunnen bekonkellefoesen, want die heb ik direct in mijn cel geprobeerd te trekken toen ik in Haren aan kwam, want hij wa de arts die mijn oudste zuster met haar vier bevallingen heeft geholpen in Utrecht, waar mijn zwager destijds oogarts was, en op die manier heeft hij gezorgd dat ik in het ziekenhuis kwam tegen de tijd dat dat proces zou beginnen.
A.V.: Contacten waren toch heel belangrijk. F.S.: Ja.
A.V.: Als ik uw verhaal zo hoor dan kende je hier iemand en daar iemand via een zwager of zus of zo.
<HIER MISSEN 2 REGELS>
heleboel andere studenten, collega’s en verder ook van een vereniging waar ik een tijdje in Leiden voorzitter van ben geweest en waar ook naast een hoop studenten ook een hoop mensen uit Leiden zelf of die in de omgeving woonden, die ik op die manier leerde kennen. Het heette toen de International Friendship League en die had in het buitenland vakantie centra om jongeren met elkaar in contact te laten komen, en om die manier te helpen de vrede te bevorderen, en daar ben ik toen voorzitter van geweest vanaf ’39, toen werd ik voorzitter van het geheel in Nederland, bijna tot de tent werd geliquideerd, ik ben eruit gestapt in aug. ’41 en het werd in november ’41 geliquideerd en daar heb ik b.v. de vrouw van Hetger Sythoff, Margaret, die heb ik ook op die manier leren kennen, en de familie Gerbrands die waren er ook lid van en een stel andere indologen.
A.V.: Maar hoe wist je dan dat die mensen aan dezelfde kant stonden als waar u stond ?
F.S.: Dat wist je niet maar dat merkte je gauw genoeg en je ha bovendien door de bijeenkomsten die wij regelmatig hadden en de feestjes die je bouwde had je toch wel een indruk van de mensen door de vriendschap die je met ze sloot. En er waren er bij waarvan je inderdaad min of meer bij voorbaat kon zeggen, ach die durven het niet aan om illegale dingen te gaan maar aan de andere kant, het was in die tijd moeilijker om iets gedaan te krijge dan zeg maar na Stalingrad, want toen hebben een heleboel mensen doelbewust de blaadjes omgedraaid en zijn wel mee gaan doen. In het begin heb ik b.v. gezocht en niet gevonden, gezocht naar een weg om een vervalst persoonsbewijs te krijgen voor een van die mensen uit Engeland, het is me niet gelukt, ik had een hele goeie introduktie destijds voor de burgemeester van Zuidlaren. Ik heb er met hem over gesproken, maar hij durfde het niet aan.
A.V.: Voor ’42 was het moeilijk om mensen bij het verzet te krijgen en steun en voor het vervalsen van PB’s !
F.S.: Ja, steun was er nog niet, het was wel zo dat aan de route van Niftrik en de fam. Van Duiken, die hebben toen wel ingezien dat zij het met hun eigen middelen het niet konden redden en hebben die mensen die het konden betalen voor een bijdrage en ik dacht dat het minimum voor hun toen was een duizend gulden, om die mensen weg te helpen. Dat was uit pure noodzaak omdat ze het zelf finantieel niet meer konden bijbenen.
A.V.: In het begin was je als een enkeling bezig, met hier en daar een contact ! F.S.: Ja
A.V.: En als je dat probeerde uit te breiden ?
F.S.: Dat was wel mogelijk wanneer je toevallig weer met iemand anders in contact kwam en het bleek dat die ook iets aan het uitvreten was, maar dat was allemaal betrekkelijk aan het toeval over gelaten.
A.V.: Ik wou nog graag iets weten, de capitulatie was er, u ging uw vader opzoeken ? F.S.: Ja
A.V.: Hoe het daar mee stond, u bent in het verzet gegaan, maar hoe maak je die stap ? F.S.: Die stap, ach
A.V.: Wat zet je daartoe aan
F.S.: In de eerste plaats zou ik zeggen, die eerste oorlogsdag dat je al die vliegtuigen zag overkomen dat je kort daarna hoorde dat moffen in de bomen hingen bij Valkenburg, dat er een hoop vliegtuigen waren kapot geschoten, al dat brute geweld dat ineens losbarstte, die bommen die hier in Den Haag waren neergekomen, die afschuwelijke puinhoop van de Statendam waar ik nog in 1939 mee ben terug gekomen uit Amerika en dan daarnaast het geleidelijk ingrijpen van de bezetters in het noem het regeren van Ned. prominente positie die de NSB kreeg, de schoften die in hun zwarte hemden ‘Volk en Vaderland’ stonden te verkopen letterlijk en figuurlijk, het waren allemaal even zoveel symptomen aan de wand dat het allemaal zou moeten
gaan leiden tot een hele scherpe verdrukking van het volk.
A.V.:Dat drong tot u door in de begin dagen?
F.S.:Ja, temeer ook omdat iedereen aan zijn klompen kon aanvoelen dat het alleen maar leugen en bedrog was wat Hitler in zijn oorlogsverklaring vertelde. Omdat je zelf wel beter wist.
<HIER MISSEN 2 REGELS>
A.V.: Hield u zich voor de oorlog met de politiek bezig’:
F.S.:Helemaal niet en nu nog niet,maar ik voelde dat in die tijd dat als je iets kon doen dan moest je het niet laten en omdat de omstandigheden zo waren dat ik aan dingen die ik dacht dat belangrijk genoeg waren, kon meedoen, heb ik gedaan wat mijn hand vond, niet dat ik ooit iemand anders om zeep zou kunnen helpen,dat zou ik niet kunnen,denk ik nu bij mij zelf.
A.V.:Dat dacht u toen ook?
F.S.:Ja, anders was ik wel meegegaan naar de Schotersingel,maar dat kon ik niet,ik had nooit met een revolver geschoten.
A.V.:Maar dat is een kwestie van leren. F.S.:Ja,zo mag je dat wel zeggen.
A.V.:Zo heb ik ook wel eens gelezen dat men in het verzet ging voor “Koningin en Vaderland”,zegt u dat iets?
F.S.:Ja,dat was mede begrepen in het geheel.
A.V.:Dat betekende iets voor u?!
F.S.:Ja.
A.V.:Kunt u dat omschrijven?
F.S.:Jaje kunt het in zoverre omschrijven dat je de bezetting voelde als een ongerechtvaardigde druk waarvan je je wilde bevrijden om weer vrij te kunnen adem halen en op die manier eigenlijk vanzelfsprekend “God,Vaderland en het Koninklijk Huis” al was het alleen maar door het principiele verzet wat door de koningin werd belichaamd.Ik herinner me ook hoe in die tijd mensen stonden te huilen omdat de koningin was vertrokken en die vonden dat laf, op dat moment konden die niet overzien dat zij veel waardevoller an de andere kant was en dat ze niet zoals Leopold van Belgie zich heft moeten overgeven.
A.V.:Hoe keek u voor de oorlog tegen de Duitsers aan?
F.S.:Ik ben in 1932 met mijn ouders in Nassau aan de Lahn geweest en toen zag je daar al een hoop mensen van de Hitlerjugend rond snorren,dat maakte een betje een beangstigende indruk.> zag daar ook van die SA en dieSS schoften lopen en dan hoorde je van die bewapening,liever kanonnen dan boter,dan zijn dat toch tekenen aan de wand.Gevolg was dat het Nederlandse leger niet voldoende luchtafweer geschut kon krijgen,want daar zaten de Duitsers zelf op natuurlijk.> kon in de oorlog alleen nog maar zeg maar bijna oud roest gebruiken,het was de tijd van het gebroken geweertje,geen cent voor het leger.
A.V.:In 1932 kwam u voor het eerst in contact met het nazisme in Duitsland. F.S.: Ja.
A.V.:Heeft u er daarna nog iets van gemerkt of over gelezen?
F.S.:Ja,ik ook nog wel “Mein Kampt” gelezen,maar veel verder is het toch niet gekomen.
A.V.:Hoe keek u voor de oorlog tegen het nazisme aan,toen u er over las?Einde tweede band. F.S.:Eigenlijk zo gauw na de opkomst van de nazi partij er een oorlog zou los breken,maar het wel steeds duidelijker dat het een verkeerde kant uit ging toen je de affaire kreeg van de bezettng van Oostenrijk en nog duidelijker was het toen geleidelijk aan Tjechoslowakije werd opgerold en toen de oorlog tussen Engeland,Franfrijk enerzijds en Duitsland anderzijds los brak naar aanleiding van de overval op Polen toen leek het bijna onoverkomelijk dat Nederland daarbij betrokken zou worden.Ik zat op dat moment in Washingtin.Ik ben toen terug gegaan naar New York en ben toen doelbewust teruggegaan naar Nederland,omdat ik dat verantwoord vond tegenover mijn familie.Want mijn vader was oorspronkelijk beroepsofficier maar werd toen bij de reserve opgeroepen in de mobilisatietijd en ik meende dat ik bij mijn familie moest zijn en dat ik niet in Amerika zou willen blijven.Ook wel omdat ik daar in Amerika zelf niet een sfeer zag dat ze op dat moment al duideljjk partij wilden kiezen.Ik had misschien naar Canada kunnen gaan.
A.V.:U heeft die overweging toen gemaakt ? F.S.:Ja.
<HIER MISSEN 2 REGELS>
A.V.:In hoeverre hebben uw activiteiten voor de oorlog een rol gespeld bij uw verzetsactiviteiten?U heeft verteld dat u zich bezig hield met de “International Friendship League” en u had nog meer van zulk soort activiteiten waarvan u denkt dat heeft er voor gezorgd dat ik in het verzet ging.
F.S.:Nee,ik geloof dat je dat er helemaal los van moet zien,klinkt mischien een beetje tegenstrijdig. A.V.:Ja,omdat u nadrukkelijk zei dat het een beweging was om door uitwisseling de vrede te bewaren. F.S.:Ja,toen de oorlog uitbrak was het woord vrede ver weg en moest je eigenlijk naast de studie zien dat je dus andere dingen deed,daarnaast voor zover dat mogelijk was.Uiteindelijk heb ik op 3 maart 1945 mijn laatste zwarte tentamen gedaan in Groningen.
A.V.:Groningen was niet dicht
F.S.:Wel dicht,maar daar hielpen de hoogleraren mee om toch zwart tentamen gewijs de vakken te examineren.
F.S.:Nee,nee van die strijd had je toen nog geen benul.Het was puur toevallig zoals ik dus in allerlei dingen verzeild raakte waarbij je zag dat je bepaalde dingen kon doen.